Over de theatermaker. Ik ontmoette hem bij het station in Brabant. Ik had hem jaren niet gezien en plotseling dook hij naast mij op bij het stoplicht, klaar om over te steken richting binnenstad. Wat een toeval! We besloten samen op te lopen en ik begon te praten over de tijd dat we elkaar hadden leren kennen: ik als docent voor de klas en hij als brugpieper op de voorste bank in het midden. Ik rekende uit dat hij nu 24 moest zijn.
Allerlei herinneringen kwamen bij mij boven. Ik vertelde honderduit maar geleidelijk viel het me op dat hij eigenlijk niet luisterde. Mijn enthousiasme over die voorbije periode viel zelfs helemaal terug toen ik merkte, dat hij tijdens onze wandeling steeds een andere kant opkeek. Wilde hij niet aan vroeger herinnerd worden?
Misschien had hij zelf wel iets te vertellen, dus stelde ik de onvermijdelijke vraag:
‘Goh, wat doe jij eigenlijk tegenwoordig?’
Het werkte, hij ontwaakte onmiddellijk.
‘Ik ben theatermaker’, zei hij trots, liet meteen een platte, vormloze rugzak van zijn schouders glijden, viste daaruit met één beweging drie papieren tevoorschijn en stopte die in mijn handen. Het mooiste exemplaar zat in een plastic hoesje en bleek een diploma te zijn. Hij was geslaagd! Hij kwam juist terug uit Amsterdam waar hij zijn diploma + cijferlijst had ontvangen van de Hoge School Voor De Kunsten. De andere papieren waren kopietjes van recensies van zijn afstudeervoorstelling: een productie op basis van improvisaties, dus niet zómaar een stuk.
Ik feliciteerde hem van harte en las vervolgens met grote nieuwsgierigheid de beoordelingen van wat hij ’theatergemaakt’ had. Termen als ‘jonge, veelbelovende regisseur’, ‘een belofte voor de toekomst’ en ‘ambitieuze jonge toneelhond’ stonden veelvuldig vermeld.
‘Theatermaker?’, zei ik, ‘dat moet wel heel vervelend voor je zijn en zeker voor je omgeving! Doe je daar iets aan?’
Hij begreep me niet. Wist hij veel dat volgens Van Dale iemand die theater maakt een aansteller is. En dat je vroeger of regisseur, of decorbouwer, of souffleur, of acteur, of belichter was. Je was expert op een deelgebied van het theater vak. Maar nu zijn er dus theatermakers, mensen die alles kunnen en overal theater van kunnen maken.
‘Nee, ik hoef er niets voor te doen. Ik héb het gewoon’, antwoordde hij.
Verdomd dacht ik, hij is nog steeds dezelfde, onnozel en slecht in luisteren. Maar niet zeuren, hij is nu theatermaker, afgestudeerd aan De Hoge School Voor De Kunsten. Hij heeft het gehaald, de recensies liegen er niet om en van die jongen gaat Nederland nog horen.
‘Dus de opleiding was voor jou eigenlijk een peulenschil’, opperde ik.
En toen kwam er een verhaal over zijn docenten die niet deugden, de Griekse tragedies waar je niet doorheen komt, de waardeloze hedendaagse toneelcultuur in Nederland (24 jaar!), en die saaie boekenlijst met primaire en secundaire toneelliteratuur.
‘En ik ben toch al geen lezer’, voegde hij eraan toe, ‘en geschiedenis interesseert me ook al niet. Trouwens , politiek en kranten lezen, daar geef ik al helemaal niks om! Neen, het gaat om het nu. Je moet vernieuwend bezig zijn’.
Ik hoorde het duidelijk, hij zei: moet!
‘En laten ze je dan toch slagen voor De Hoge School Voor De Kunsten?’, vroeg ik.
‘Ja, hoezo?’ zei hij.
Ik was nog van plan met hem ergens een pilsje te gaan drinken maar daar zag ik vanaf. Want één ding was mij duidelijk geworden: in zijn rugzak zaten alleen zijn diploma en twee recensies. Verder was dat ding blijkbaar al heel lang ontzettend leeg.
De Theatermaker