Theatermensen zijn interessante mensen, zeker als ze over hun vak praten. Neem nou bijvoorbeeld de vormgever: die maakt tientallen schetsen op basis van tientallen ideeën, hij worstelt met het materiaal voor zijn maquettes, plakt en knipt tot diep in de nacht, vernietigt alles, begint weer opnieuw, levert een gevecht met zichzelf, kan wekenlang niet rustig slapen en dat allemaal voor het ultieme decorontwerp.
En wat denkt u van theatermensen als de acteur? Die kan een uitermate boeiend verhaal vertellen over inlevend acteren, ingeleefd spel, het maandenlang geploeter om tot de gevoelens van de rolfiguur door te dringen, de enorme inzet die het vraagt om een geloofwaardig personage neer te zetten.
Zeer interessant! Beide kunstenaars dwingen bij de luisteraar bewondering af, ook omdat ze er voor zorgen, dat hun exposé lang duurt en vooral diepgaand is. Ja, vormgeven of acteren is niet niks. Het is ráááázend moeilijk.
Ben je vormgever of acteur: vertel dan nooit, dat je het decor in twee minuten tijd op de achterkant van een bierviltje tevoorschijn hebt getoverd. Fout, helemaal fout. Vertel ook nooit, dat inlevend acteren, spelen vanuit je buik of hoe het ook genoemd wordt, simpelweg een truc is, een techniek. Fout, helemaal fout.
Maar het is het wél!
Als acteur beheers ik de techniek om mijn gezicht bleekjes te laten wegtrekken. Ook ‘psychisch aangeslagen zijn’ kost mij geen enkele moeite. En het ‘incasseren’ van wat mijn medespeler tegen mij zegt, spéél ik bij volle bewustzijn, uitgekiend en wel. Sterker nog, ik leg er de sluier van spontaniteit overheen, zodat de kijker gelooft dat ik alles voor ’t eerst hoor en dus in het nú speel. Als ik ‘in stilte’ ben, kun je in de zaal een speld horen vallen. Op mijn gezicht tover ik, dat ik iets dénk, maar intussen zit ik gewoon ordinair te timen of zie een papiertje op het speelvlak liggen dat er niet thuishoort. Als ik mijn nek strek, krijgt mijn lichaam een net iets vreemde houding en ben ik gestoord. Voila, een kind kan de was doen.
Het is allemaal trucage en het werkt elke keer weer.
Jaren geleden werd ik gevraagd voor een mooie rol. Als ik ja zei, moest ik goed beseffen dat er in de repetities behoorlijk op inleving werd geoefend! Stanislavsky en zo. Persoon X, die de regie voerde, kende een arsenaal aan gevoelsoefeningen om het spelen vanuit de buik te bevorderen. Het zou als theatermensen zwaar worden, werd mij gewaarschuwd!
Op een keer na een heftige inlevingsimprovisatie nam X mij apart en zei: Ga maar even aan de kant zitten. Je zult het nodig hebben. Neem even de tijd om uit die emotionele situatie te stappen. Doe maar rustig aan. Ik doe even een scène met de anderen.
Snel hierop inspelend (ik ben erg handig) ging ik ‘aangedaan’ tien minuten op een bankje zitten en spéélde het ‘geleidelijk weer tot mezelf komen’. Goed gefaseerd en als X niet keek, lekker knipogend naar mijn medespelers.
Gaat het weer?, vroeg X toen ik opstond, dan kunnen we verder. En in de pauze van de repetitie, zowat op mijn schoot kruipend: Je zat er echt in, je wás gewoon Austin, die als auteur zich miskend voelde! Geweldig gedaan, wat een inleving, wat een persoonlijke investering in deze scène, volkomen geloofwaardig!
Had X echt niet door, dat ik alles in deze inlevingsoefening had gefaket? Dat ik in al die oefeningen, zoals je dat ook in een voorstelling doet, de kluit had belazerd? Blijkbaar niet en ik heb het tot op de dag van vandaag nooit aan X verteld.
Want de kluit belazeren, dat is de taak van de acteur, ook tijdens speloefeningen! En het hoogtepunt hierin bereik je bij ‘inleving’. Dán bereikt het belazeren zijn climax. Dan trek je de trukendoos echt helemaal open: alles puur techniek, 100 % hersenwerk. Spelen met je buik zit gewoon tussen je oren.
Want hoe vreselijk is het als een regisseur tegen een speelster zegt: Juist, zo wil ik het zien en de actrice dolgelukkig uitroept: YES! Nou had ik ’t ook echt te pakken…WANT IK VOELDE HET ZÉLF!
Daar ga je echt van huilen als theatermensen zijnde.